Lees geen gewone reisgids. Lees het boek van een oud Amerika correspondent, bijvoorbeeld Jan Tromp: “In New York”. Neem de metro naar Central Park. Waar New York de stilte voor zichzelf bewaart. Op af en toe een vliegtuig na: geen stadsgeluiden. Ga op het gras zitten en kijk. Twee jongens die een rugbybal overgooien. Een gezin dat aan het picknicken is. Verderop ligt een stelletje verstrengeld wat te zoenen. In Ohio, Kansas of South Carolina zouden ze onmiddellijk zijn gearresteerd wegens obsceen gedrag. Niet in New York City. Ga op het gras liggen en luister. Geluiden dragen hier ver. Hoor de conversaties van die sportende jongens. Die van de kids van dat picknickende gezin. Dat stelletje ligt gelukkig verder weg. New York heeft het nodig: stilte. En het biedt de stad meer: zuurstof en verkoeling. Dat ruik en voel je. In Central Park kan het. In Central Park moet het.
Gelegen overigens in uptown New York. Niet alleen geografisch, maar ook demografisch. Het is het meer luxe deel van de stad, met van die Bill Cosby-huizen. De metrostations zijn er net iets schoner. De mensen beter gekleed. Waar de appartementen een prachtig uitzicht hebben. En waar de appartementen, en de bewoners ervan, worden bewaakt door een portier, een doorman. Die alles over de bewoners weet, de sociale controle is groot. (Maar dat individualisme dan? Weer zo’n rare Amerikaanse paradox. New York is een klassenmaatschappij. Lagere klassen maken het leven van hogere mogelijk – binnen de grenzen van wet en Amerikaans fatsoen, maar dan in alle vrijheid). Mooiste zin uit het boek van Tromp: “van alle doormen die alles wisten, wist Joe het meeste”.
Neem de metro terug naar ‘downtown’. En zie en hoor de drukte weer: de onvoorstelbare hoeveelheid auto’s op zo’n kleine oppervlakte, met het continue geclaxonneer. Het echte New York? Op die vraag bestaat, denk ik, geen antwoord. Er zijn er zoveel van in één: New York City.