In Nederland kennen we wetten, regels en fatsoensnormen. Tot die laatste behoort dat je van iemand anders afblijft. Tenzij natuurlijk, in zekere situaties, met wederzijds goedvinden. Iemand meppen zal, een enkele uitzondering daargelaten, niet met toestemming gebeuren.
Geweld in de sport, in alle vormen, komt steeds vaker in de openbaarheid. Dat geweld überhaupt voorkomt is natuurlijk al te erg voor woorden. Maar alle berichten erover dwingen clubs er iets aan te doen. Samen met de toezichthoudende sportbonden. Dat is een belangrijke verantwoordelijkheid. Die clubs en bonden natuurlijk al lang hadden moeten nemen. Kennelijk is het zelfreinigend vermogen van de sport momenteel onvoldoende.
Het behoeft geen betoog dat sportbestuurders in hun hele doen en laten, en dus ook op dit punt, een voorbeeldfunctie hebben. Zij dienen van onbesproken gedrag en boven elke twijfel verheven te zijn. Een sportbestuurder die geweld heeft gebruikt, vorm of manier zijn onbelangrijk, kan nooit meer anderen op datzelfde gedrag aanspreken. Hij verliest de belangrijkste eigenschap voor z’n functie: geloofwaardigheid. En dan is het onmogelijk een effectief bestuurder te zijn.
Het lijkt me toch een heel eenvoudige redenering. Iedereen kan die zich indenken.
En dus begrijp ik het niet, dat krampachtig vasthouden aan uw zetel in de sportkoepel NOC*NSF en die in het IOC.
Wie bij uw benoeming tot lid van het IOC achter u hebben gestaan, zijn de Koning (!) en uw toenmalige werkgever, de KLM. De eerste heeft zich ervoor ingespannen, de tweede erin bewilligd. Hun vertrouwen heeft u beschaamd. Ook dat kan iedereen zich indenken.
Het interview in NRC Handelsblad van zaterdag 30 december j.l. (https://www.nrc.nl/nieuws/2017/12/29/ik-moet-va-banque-in-de-spiegel-kijken-a1586644) verandert daar niets aan. Toegegeven, in heb het met oprechte belangstelling gelezen. Iedereen heeft recht op wederhoor. Maar ik heb de stevige indruk dat het geen echt face-to-face interview is geweest. Die gebeeldhouwde zinnen, waar nog eens met een stofborstel overheen is gegaan. Over elk woord is nagedacht. Ook, of juist, door een batterij juristen en spindoctors. Zou Jack de Vries naast u hebben gezeten? Tenenkrommend, uw repliek. En alleen al daarom is het artikel, om met Hans Wiegel te spreken, van een macabere schoonheid.
Het blijft frappant met Limburgse bestuurders. Ze hebben wat weg van de Maas in die provincie. Voortdurend de neiging buiten de oevers te treden. En soms gebeurt dat ook.
Geloofwaardigheid en vertrouwen zijn beide binair. Die zijn er, of die zijn er niet. Je hebt er niet een beetje van.
Als ex-politicus weet u, dat als beide weg zijn, er maar één woord rest: “onaanvaardbaar”. En u weet ook welk gevolg dat moet hebben.
U bent de enige die over uw aftreden de finale beslissing moet nemen. Het zou u sieren af te treden. Hoewel, sieren? Daarvoor heeft u te lang gewacht. Die eventuele beslissing zal nu onder druk genomen worden. Mocht u aftreden, dan is mijn reactie: eindelijk. Want aftreden is geen kwestie van moed of wil, maar eenvoudigweg logisch.
Hoogachtend,
Ed Harms